Responsive image

Tegemoetkoming voor eigen vermogen

Download de app voor meer functionaliteit.

Tegemoetkoming voor eigen vermogen

De tegemoetkoming voor eigen vermogen wordt berekend door de grondslag van de tegemoetkoming te vermenigvuldigen met de relevante notionele rentevoet.

Tegemoetkoming voor eigen vermogen = grondslag tegemoetkoming X notionele rentevoet (NRV)

De grondslag van de tegemoetkoming is gelijk aan het verschil tussen het eigen vermogen aan het einde van het belastingjaar en het eigen vermogen aan het einde van het voorgaande belastingjaar, dat wil zeggen de eigenvermogensaanwas op jaarbasis.

Indien de grondslag van de tegemoetkoming voor een belastingplichtige die al gebruik heeft gemaakt van een tegemoetkoming voor eigen vermogen volgens de regels van deze richtlijn, in een bepaald belastingtijdvak negatief is (afname van het eigen vermogen), zal een overeenkomstig bedrag belastbaar worden in tien opeenvolgende belastingtijdvakken, tot maximaal de totale toename van netto eigen vermogen waarvoor een dergelijke tegemoetkoming is verkregen, tenzij de belastingplichtige aantoont dat dit te wijten is aan verliezen in het belastingtijdvak of aan een wettelijke verplichting.

Eigen vermogen wordt omschreven aan de hand van Richtlijn 2013/34/EU (jaarrekeningrichtlijn) 9 als de som van het gestort kapitaal, het agio, de herwaarderingsreserve, reserves 10 en overgedragen resultaten. Netto eigen vermogen wordt vervolgens omschreven als het verschil tussen het eigen vermogen van een belastingplichtige en de som van de fiscale waarde van zijn deelneming in het kapitaal van verbonden ondernemingen en van zijn eigen aandelen. Deze definitie moet voorkomen dat de tegemoetkoming via deelnemingen wordt doorgeschoven.

De relevante notionele rentevoet is gebaseerd op twee elementen: de risicovrije rente en een risicopremie. De risicovrije rente is de risicovrije rente met een looptijd van tien jaar, zoals bepaald in de uitvoeringshandelingen voor artikel 77sexies, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EG 11 , waarin de tegemoetkoming wordt gevraagd, voor de valuta van de belastingplichtige. De risicopremie is vastgesteld op 1 % om beter rekening te houden met de risicopremie die investeerders momenteel betalen, en om de ongelijke behandeling beter uit te vlakken. De risicopremie is vastgesteld op 1,5 % voor belastingplichtigen die kwalificeren als kleine of middelgrote onderneming, om beter rekening te houden met de hogere risicopremie die zij moeten betalen om financiering aan te trekken. De lidstaten mogen niet de vrijheid hebben om dit hogere tarief voor kmo’s al dan niet toe te passen of om te bepalen welke tariefopslag zij voor kmo’s hanteren, teneinde selectiviteitsbezwaren in het kader van de EU-staatssteunregels te vermijden en alle kmo’s in de EU gelijke concurrentievoorwaarden te garanderen, ongeacht hun woonstaat.

NRV = risicovrije rente + risicopremie

Risicopremie = 1 % (of 1,5 % voor kmo’s)

De notionele rentevoet is dus gelijk aan de valutaspecifieke risicovrije rente plus 1 % of 1,5 % (NRV = risicovrije rente + 1 % of, voor kmo’s, NRV = risicovrije rente + 1,5 %). Deze aanpak zorgt ervoor dat de maatregel effect sorteert terwijl hij toch gemakkelijk toe te passen blijft en de begrotingen van de lidstaten niet schaadt. Hij zorgt er ook voor dat rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van verschillende bedrijven. Een valutaspecifiek tarief zorgt voor een evenwichtigere fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen omdat er rekening wordt gehouden met het valutarisico van elke valuta apart en de specifieke situatie van elke belastingplichtige.

De tegemoetkoming wordt verleend voor een periode van tien jaar om zo de looptijd van de meeste schulden te benaderen, terwijl de totale budgettaire kosten van de tegemoetkoming voor eigen vermogen beheersbaar blijven. Dit betekent dat wanneer een aanwas van eigen vermogen van een belastingplichtige volgens dit voorstel in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor eigen vermogen, de desbetreffende tegemoetkoming - zoals hierboven berekend - aftrekbaar is in het jaar van de aanwas (BJ) en in de negen daaropvolgende jaren (BJ+9). Indien in het jaar nadien (BJ+1) een nieuwe aanwas van eigen vermogen van een belastingplichtige ook in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor eigen vermogen volgens dit voorstel, zal de nieuwe tegemoetkoming voor eigen vermogen ook aftrekbaar zijn in het belastingjaar van de aanwas en de negen daaropvolgende jaren (tot en met BJ+10).

Als bijvoorbeeld een bedrijf met een eigen vermogen van 100 besluit zijn eigen vermogen in jaar b met 20 te verhogen, zal er elk jaar gedurende tien jaar (tot en met b+9) een tegemoetkoming van zijn belastbare grondslag worden afgetrokken ten belope van twintigmaal de notionele rentevoet, dat wil zeggen twintigmaal de risicovrije rente voor de desbetreffende valuta plus 20 (twintigmaal de risicopremie, die op 1 is vastgesteld).

Jaar b b - 1

Eigen vermogen bedrijf A 120 100

Grondslag tegemoetkoming = 120 – 100 = 20

Tegemoetkoming = grondslag tegemoetkoming X NRV = 20 X NRV

De tegemoetkoming kan worden gebruikt gedurende 10 opeenvolgende jaren: b, b+1, b+2, ….b+9

Als het bedrijf een kmo is, wordt de tegemoetkoming op dezelfde manier berekend. Alleen zal de NRV verschillen omdat de risicopremie hoger is (1,5 % in plaats van 1 %).

Om fiscaal misbruik te voorkomen, wordt de aftrekbaarheid van de tegemoetkoming beperkt tot maximaal 30 % van de ebitda van de belastingplichtige (winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie) voor elk belastingjaar. Een belastingplichtige zal het deel van de tegemoetkoming voor eigen vermogen dat in een belastingjaar niet wordt afgetrokken als er onvoldoende belastbare winst is, voorwaarts kunnen verrekenen, zonder beperking in de tijd. Daarnaast zal hij ook een eventueel restsaldo van de tegemoetkoming voor eigen vermogen, indien deze onder bovengenoemd plafond blijft, voorwaarts kunnen verrekenen gedurende maximaal vijf jaar.

Robuuste antimisbruikmaatregelen zullen ervoor zorgen dat de regels inzake de aftrekbaarheid van een tegemoetkoming voor eigen vermogen niet voor oneigenlijke doeleinden worden gebruikt. Deze antimisbruikregels grijpen terug naar de richtsnoeren voor notionele renteaftrekregelingen die door de Groep gedragscode in 2019 zijn vastgesteld, en pakken bekende bestaande praktijken, zoals het doorschuiven van de tegemoetkoming binnen een groep, aan.

Een eerste maatregel houdt in dat eigenvermogensaanwas naar aanleiding van i) leningen binnen de groep, ii) overdrachten van deelnemingen of bestaande bedrijfsactiviteiten binnen de groep, en iii) inbreng in contanten onder bepaalde voorwaarden wordt uitgesloten van de grondslag voor de tegemoetkoming. Wat bijvoorbeeld leningen binnen een groep betreft, moet de maatregel dus voorkomen dat een eigenvermogensinjectie in bedrijf A in lidstaat A wordt gebruikt om een lening te verstrekken aan een verbonden bedrijf B in lidstaat B. Anders zou bedrijf B dit kapitaal ook gebruiken voor een injectie van eigen vermogen in een ander verbonden bedrijf C in lidstaat C, waardoor de tegemoetkoming voor eigen vermogen meermaals wordt gebruikt terwijl er op groepsniveau slechts sprake is van één echte eigenvermogensaanwas.

Een andere maatregel bevat specifieke voorwaarden om eigenvermogensaanwas naar aanleiding van inbreng in natura of investeringen in activa in aanmerking te kunnen nemen. Deze maatregel moet voorkomen dat activa worden overgewaardeerd of luxegoederen worden aangekocht om de grondslag voor de tegemoetkoming te vergroten. Zo mogen bijvoorbeeld de waarde van een activum en de daaraan verbonden kosten niet hoger zijn dan wat voor beroepsdoeleinden redelijkerwijs vereist is, en moet ieder waardebestanddeel van het activum dat in de boekhouding van de belastingplichtige wordt ingebracht of geregistreerd boven de marktwaarde ervan, worden afgetrokken van de grondslag voor de tegemoetkoming.

Een derde maatregel ziet op de herkwalificatie van oud kapitaal als nieuw kapitaal, wat zou neerkomen op een aanwas van eigen vermogen met het oog op de toepassing van de tegemoetkoming. Zo’n herkwalificatie zou onder andere kunnen plaatsvinden door middel van een liquidatie en de oprichting van start-ups. Als bijvoorbeeld een bestaand bedrijf, met ingehouden winsten, wordt geliquideerd, zal de moedermaatschappij haar eigen vermogen zien toenemen door de opname van de ingehouden winsten. Als er vervolgens een nieuwe dochteronderneming wordt opgericht en deze niet langer wordt aangehouden door de moedermaatschappij, zou de voordien verhoogde grondslag voor de tegemoetkoming bij de moedermaatschappij niet worden verlaagd met de waarde van de deelneming in de dochteronderneming.

EY Taxlaw NL verschaft de mogelijkheid tot:
  • het full text doorzoeken van de verdragen en regelgeving met daarbij filters om het zoekgebied nader af te bakenen;
  • het full text doorzoeken van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie;
  • het kunnen sorteren van de gedelegeerde regelgeving, beleidsbesluiten en jurisprudentie op datum, titel en instantie;
Responsive image
Responsive image
  • het oproepen van artikelversies tot enige jaren terug;
  • het maken van aantekeningen op artikelniveau;
  • de creatie van dossiers voor de opslag van snelkoppelingen naar veelvuldig geraadpleegde wetsartikelen;
  • het delen via mail en sociale media van artikelteksten met desgewenst een additioneel bericht.